Pagina aangepast, 18 december 2024
“Weinig activiteiten geven zoveel plezier en voldoening als je een paar uur in het zweet trappen. Net als wandelen maakt fietsen je hoofd leeg, het denken stopt en na afloop kun je met een schone lei verder.”
Trouw, Marli Huijer, 15 augustus 2022
Op deze pagina beschrijf ik hoe fietsen voor mij een voorbeeld is van mijn doorgaande achteruitgang ná de crash en vooral ook van de tekortschietende opmerkzaamheid van professionals in de nafase van de crash.
Vergelijkbare verhalen kan ik schrijven over auto-rijden, wandelen, (begrijpend) lezen, muziek luisteren en fotograferen.
Een dag niet gefietst, is een dag niet geleefd
Gewoon fietsen, toerfietsen; alleen, samen of in een groep; één uur, een dag: fietsen wás mijn leven. Op de fiets voelde ik me vrij.
Ná de crash krijg ik het advies ‘ga leuke dingen doen’.
‘Leuke dingen’ is voor mij dan dus vooral toertochten op de fiets; alleen of met de toerclub.
Maar: mijn plezier aan fietsen is weg, ik voel me in verkeerssituaties onzeker. In de groep rijden voelt voor mij ook onveilig. Praten en fietsen tegelijkertijd lukt me steeds slechter.
Samen met anderen fietsen (al is het maar met z’n tweeën) wordt onmogelijk. Ik snap niet waarom ik geen plezier meer heb en me zo onzeker/onveilig voel.
Niemand kan/wil deze achteruitgang verklaren, anders dan ‘psychisch’. Niemand is geïnteresseerd. Een gemiste kans op een meer complete diagnostiek en daarmee inzicht in de werkelijke gebeurtenissen en gevolgen van de crash.
Deze achteruitgang is gestaag sinds de crash. Ondanks mijn opmerkingen over deze achteruitgang, besteden de professioneel betrokkenen (zoals huisartsen, neuro-psycholoog, ANWB-jurist en bedrijfsartsen) deze eerste en belangrijke jaren ná de crash geen aandacht aan deze achteruitgang.
Mijn fiets-achteruitgang benoem ik bij artsen en anderen ook als vergelijking voor waarom het mij niet meer lukt om te werken.
Voor deze vergelijking is ook al geen interesse. Er is bij de professioneel betrokkenen een fixatie op werken en daarmee voor de ontwikkelingen (zoals een reorganisatie) binnen het bedrijf als redenen voor mij om niet meer te kunnen werken.
De bedrijfsarts noemt het ‘bestaande problemen op het werk worden geluxeerd door de crash’. Voor mijn vraag of dit luxeren dan ook geldt voor mijn achteruitgang met fietsen (kon ik dan eigenlijk ook al niet fietsen vóór de crash?) vind ik geen gehoor.
Ik word steeds wanhopiger. Niet alleen omdat ik niet weet wat er met mij aan de hand is; waarom ik ook niet meer ‘kan’ fietsen.
Meer nog word ik wanhopiger door het gebrek aan interesse in de praktische problemen waar ik sinds de crash mee te maken heb; het gebrek aan interesse in de werkelijke gevolgen van de crash.
Na door blijven zoeken door mij, wordt jaren later wel het verband gelegd met de fysieke crash-gebeurtenissen en de daardoor fysieke breinproblemen: mijn brein kan informatie niet meer behoorlijk verwerken.
11 juli 1997. Mijn laatste langere fietsrit
Met toertochten op de racefiets ben ik al lang moeten stoppen. Op een sportieve fiets probeer ik nog regelmatig wat kortere (ca 30 km) ritjes te maken. Niet altijd heb ik daar ‘ruimte’ voor vanuit mijn brein.
Op 11 juli 1997 heb ik een grote behoefte om te fietsen. Ik voel me ook goed genoeg voor een rit. Echter, halverwege de rit ben ik figuurlijk ‘de weg helemaal kwijt’. Het lukt me bij een telefooncel te komen om mijn vrouw te bellen. Zij haalt mij op met de auto. Apatisch stap ik in de auto. Dit is mijn laatste wat langere rit. Mijn brein trekt het niet meer.
Stapsgewijs worden mijn resterende ritjes korter en korter. Tot ik zelfs geen rondritjes meer kan maken.
Fiets situatie nu, 2022. Verschillende problemen vanuit mijn brein.
Door mijn brein-beperkingen fiets ik nu nog geen 5% van wat ik gewend was.
Met mijn steeds snellere brein-overbelasting verminderen mijn fietsmogelijkheden meer en meer. Fysiek zou ik veel meer kunnen fietsen, het zijn verschillende problemen vanuit mijn brein, zoals:
– de informatie-verwerkingsproblemen van verkeerssituaties wordt steeds lastiger omdat ik sneller overbelast raak;
– in cognitieve overbelasting kan ik vaak nauwelijks kracht zetten op de pedalen. Ik fiets dan soms zo traag dat ik al na een paar honderd meter omkeer en naar huis ga; en
– lichtflitsen van de zon door bomen en schaduwen op het fietspad: deze maken het voor mij bijna onmogelijk te fietsen (of wandelen)
Ik heb geen vervanging gevonden voor het gemis van fietsen in mijn leven. Erger nog: (begrijpend) lezen, muziek luisteren etc, wat voor mij ook heel waardevol was en is, lukt ook steeds slechter.
Er is steeds minder wat mijn leven kleur/inhoud geeft.
Sterker nog, doordat ik ook minder kan fietsen in mijn dagelijks leven ben ik nog meer afhankelijk van mijn partner die mij dan met de auto brengt (want autorijden lukt mij helemaal niet meer door mijn problemen met informatie-verwerking. Een proces dat ook al het jaar na de crash begon en waar geen wezenlijke aandacht voor was).
Niet alleen de afhankelijkheid vind ik vervelend; ik mis dan ook al de positieve eigenschappen van het fietsen: zoals bewegen, buiten de seizoenen meemaken en deel zijn van de wereld/sociale contacten (dit in tegenstelling tot de afgesloten wereld van een auto).
Tenslotte
Fietsen is een analogie voor mijn leven ná de crash: een doorlopend proces van inleveren en rouwen. Zonder routekaart.
Leestip:
Informatie over Leven in cadans