Al snel na de crash word ik actief in het FARO-lotgenotencontact.
Bij mede-getroffenen zie en hoor ik problemen in het functioneren in het dagelijks leven zoals ik deze ook ondervind. Voor deze werkelijke gevolgen is geen wezenlijke interesse. Niet bij Martinair, die de nazorg van de crash zou hebben gecoördineerd en niet bij de ANWB, die het overgrote gedeelte van passagiers en nabestaanden juridisch bijstaat.
Beide organisaties bekijken alle individuele klachten niet in totaliteit en niet in samenhang (noch per persoon, noch voor de groep).
Ook artsen lijken niet geïnteresseerd in de werkelijke dagelijkse gevolgen en wat dit zou kunnen betekenen voor hun diagnostiek.
Dit gebrek aan interesse verbaast mij des te meer omdat er tegelijkertijd wel georganiseerde aandacht is voor de gevolgen van de El Al-crash in de Bijlmer, enkele maanden vóór FARO..
De psychische gevolgen van de Bijlmer-ramp zijn zelfs erger dan verwacht, blijkt al in januari in 1994.
Waarom hebben de getroffenen van de Martinair-crash in Faro minder georganiseerde professionele aandacht?
Reeds in november 1993 vraagt de Anthony Ruys Stichting aan de heer Simons, toenmalig Staatssecretaris voor de Volksgezondheid, om de coördinatie van de psycho-sociale nazorg op zich te nemen. Dit had geen wezenlijk resultaat.
Een totaal-gevolgen onderzoek, laat staan actieve begeleiding of zelfs maar monitoring (per persoon, samenlevingsverband en voor de totale groep overlevenden en nabestaanden), blijft uit. Ik besluit zelf op zoek te gaan naar onafhankelijke onderzoekers.
In 1994 krijg ik contact met medewerkers van het Crisis Onderzoek Team (COT). Na enkele gesprekken tussen hen, enkele andere mede-getroffenen en mij besluiten we onder de passagiers en nabestaanden een gevolgen-enquête te houden.
Met een beroep op de privacy krijgen de onderzoekers niet de namen en adressen van alle inzittenden en nabestaanden. Door het gebruik van het adressenbestand van de Anthony Ruys Stichting kan toch een grote groep benaderd worden. Zowel in 1995 als in 1998 wordt onder deze groep een enquête gehouden.
In 2008 houdt Intervict (Universiteit Tilburg) de derde gevolgenenquête . De uitkomsten hier van zijn in december 2009 gepubliceerd.
Ondanks het verloop van de tijd werken maar liefst 50 overlevenden en nabestaanden aan deze derde enquête mee. Opvallend is dat van de 40 deelnemende overlevenden er 39 tijdens de crash gewond zijn geraakt.
De 3e enquête bevestigt de conclusies van de 2e enquête.
De verslagen van de drie enquêtes.
Ik ben er trots op dat in mijn boeken een samenvatting en uitwerking van de eerste twee enquêtes staan.
Ik ben teleurgesteld dat de uitkomsten van de enquêtes niet tot een betere (na-)zorg hebben geleid. Er zijn daardoor onvoldoende lessen geleerd over letsel en gevolgen.
NB reeds in voorjaar 1993 hield Rob Sötemann (passagier en oprichter van de Anthony Ruys Stichting) al een enquête naar de psychische hulpverlening na de crash.